Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „opvangen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

op·van·gen <ving op, h. opgevangen> [ɔpfɑŋə(n)] VERB trans

1. opvangen (in zijn val, vlucht vangen):

opvangen
opvangen
een bal opvangen

2. opvangen (horen):

opvangen
opvangen
opvangen
flarden van een gesprek opvangen

3. opvangen (helpen):

opvangen
opvangen
de kinderen opvangen

4. opvangen (met een instrument waarnemen):

opvangen

5. opvangen (in iets verzamelen):

opvangen

6. opvangen (tenietdoen):

opvangen
opvangen
een klap opvangen
een verliespost opvangen

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski