Übersetzungen für „ordenen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

or·de·nen <ordende, h. geordend> [ɔrdənə(n)] VERB trans

1. ordenen:

ordenen (rangschikken)

ordnen

ordenen (volgens een bepaald systeem)

anordnen

iets alfabetisch ordenen

etw alphabetisch (an)ordnen

zijn paperassen ordenen

seine Papiere ordnen

2. ordenen (regelen):

ordenen

regeln

ordenen

ordnen

zijn zaken ordenen

seine Angelegenheiten in Ordnung bringen

3. ordenen (netjes opknappen):

ordenen

ordnen

Beispielsätze für ordenen

zijn paperassen ordenen

seine Papiere ordnen

zijn zaken ordenen

seine Angelegenheiten in Ordnung bringen

iets alfabetisch ordenen

etw alphabetisch (an)ordnen