Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „schieten“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

schie·ten1 <schoot, h. geschoten> [sxitə(n)] VERB trans (een projectiel werpen)

schie·ten2 <schoot, i. geschoten> [sxitə(n)] VERB intr

1. schieten (een schot lossen):

schieten
met scherp schieten
een humeur om op te schieten übtr

4. schieten (zich snel bewegen):

schieten
in zijn kleren schieten

5. schieten (niet langer tegenhouden) + laten:

laat hem schieten übtr (hem laten gaan)
iets laten schieten übtr

6. schieten (plotseling vallen):

schieten

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski