Niederländisch » Deutsch

stand1 <stand|en> [stɑnt] SUBST m

1. stand (houding van personen):

stand
Stand m
stand
een stand aannemen

4. stand SPORT (score):

stand
Stand m
stand
de stand gelijkmaken
gelijke stand
de stand is 2-1
de stand is 2-1
de stand van het spel

6. stand (ligging):

stand
Lage f
op stand wonen

stand2 [stɛnt]

stand-by [stɛndbɑj] ADJ

2. stand-by (gereed voor direct gebruik, in wachtstand):

stand-up·co·me·di·an <stand-upcomedian|s> [stɛndʏpkɔmidijən] SUBST m (artiest)


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski