Übersetzungen für „vlam“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

vlam <vlam|men> [vlɑm] SUBST f

1. vlam:

vlam (verbrandingsverschijnsel)

Flamme f

vlam (als collectief begrip)

Feuer nt

eeuwige vlam

das ewige Licht

in vlam staan ook übtr

in Flammen stehen

in vlammen opgaan

in (Rauch und) Flammen aufgehen

de olympische vlam

das olympische Feuer

een prooi van de vlammen worden

den Flammen zum Opfer fallen

de vlam sloeg in de pan übtr

auf einmal war die Hölle los

vlam vatten ook übtr

Feuer fangen

2. vlam (gloed, hartstocht):

vlam

Flamme f

3. vlam (tekening: hout, vooral) Pl:

vlam

Maser f

vlam

Maserung f

4. vlam ugs (geliefde):

vlam

Flamme f

een ouwe vlam van me

ein alter Schwarm von mir

vlam vat·ten [vlɑmvɑtə(n)] VERB alleen inf.

vlam vatten

Feuer fangen

vlam vatten

in Flammen geraten

Beispielsätze für vlam

eeuwige vlam

das ewige Licht

vlam vatten ook übtr

Feuer fangen

vuur en vlam spuwen übtr

Gift und Galle speien

de olympische vlam

das olympische Feuer

in vlam staan ook übtr

in Flammen stehen

vuur [o. vlam ] vatten (aangetast worden) ook übtr

Feuer fangen

een ouwe vlam van me

ein alter Schwarm von mir

in vuur en vlam raken übtr

ins Schwärmen geraten

de vlam sloeg in de pan übtr

auf einmal war die Hölle los

het huis staat in vuur en vlam

das Haus brennt lichterloh