Übersetzungen für „vlot“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

vlot¹ <vlot|ten> [vlɔt] SUBST nt

vlot

Floß nt

vlot² <vlotte, vlotter, vlotst> [vlɔt] ADJ

1. vlot (gemakkelijk, vloeiend):

vlot

flott

vlot

gewandt

vlot

flüssig

een vlotte babbel

ein flinkes [o. flottes] Mundwerk

een vlotte pen

eine gewandte Feder

vlot schrijven

flüssig schreiben

vlot spreken

gewandt reden

2. vlot (zonder oponthoud):

vlot

flott

vlot

zügig

een zaak vlot afwikkelen

eine Sache zügig erledigen

een vlotte betaling

eine flotte Bezahlung

vlot verkocht worden

reißenden Absatz finden

een vlot verloop

ein zügiger [o. reibungsloser] Verlauf

3. vlot (gemakkelijk in de omgang, niet stijf):

vlot

flott

een vlot hoedje

ein flottes Hütchen

een vlotte tante

eine kesse Biene sl

4. vlot (drijvend):

vlot

flott

een schip vlot brengen [o. trekken ]

ein Schiff flottmachen

Beispielsätze für vlot

vlot schrijven

flüssig schreiben

vlot spreken

gewandt reden

de piloot landde vlot

der Pilot landete seine Maschine glatt

een zaak vlot afwikkelen

eine Sache zügig erledigen

vlot verkocht worden

reißenden Absatz finden

een vlot hoedje

ein flottes Hütchen

een vlot verloop

ein zügiger [o. reibungsloser] Verlauf

kalm/goed/vlot verlopen

ruhig/gut/zügig vonstattengehen

op een vlot komen aandrijven

auf einem Floß angeschwemmt werden

een schip vlot brengen [o. trekken ]

ein Schiff flottmachen

dit gaat vlot over de toonbank ugs

das geht weg wie warme Semmeln ugs