Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „winnen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

win·nen <won, h. gewonnen> [wɪnə(n)] VERB trans

2. winnen (tot voordeel verkrijgen):

winnen
de harten winnen
iem voor zich winnen

3. winnen (vorderen, vóórkomen):

winnen
een voorsprong winnen

5. winnen (winst maken):

winnen
winnen op een transactie
zo gewonnen, zo geronnen Sprichw

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski