Übersetzungen für „zicht“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

zicht [zɪxt] SUBST nt geen Pl

1. zicht:

zicht (gezichtsveld, uitzicht)

Sicht f

zicht (hoe ver men kan zien)

Sichtweite f

iem het zicht belemmeren

jdm die Sicht versperren

het einde is in zicht

das Ende ist abzusehen

er is geen verbetering in zicht übtr

es ist keine Besserung in Sicht

in het zicht van de haven stranden übtr

im letzten Moment scheitern

op zicht

nach Augenmaß

slecht zicht door mist

schlechte Sichtverhältnisse wegen Nebels

een zicht van 15 meter

eine Sichtweite von 15 Metern

2. zicht:

zicht (inzicht)

Einsicht f

zicht (begrip)

Verständnis nt

zij hebben geen zicht op zulke kwesties

sie haben keinen Sinn für solche Fragen

3. zicht (het bezien):

zicht

Sicht f

een artikel op zicht zenden

einen Artikel zur Ansicht schicken

Beispielsätze für zicht

op zicht

nach Augenmaß

slecht zicht door mist

schlechte Sichtverhältnisse wegen Nebels

iem het zicht belemmeren

jdm die Sicht versperren

iets aan het zicht onttrekken

etw den Blicken entziehen

het einde is in zicht

das Ende ist abzusehen

een zicht van 15 meter

eine Sichtweite von 15 Metern

een artikel op zicht zenden

einen Artikel zur Ansicht schicken

er is geen verbetering in zicht übtr

es ist keine Besserung in Sicht

zij hebben geen zicht op zulke kwesties

sie haben keinen Sinn für solche Fragen

in het zicht van de haven stranden übtr

im letzten Moment scheitern