Übersetzungen für „beschränkter“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

be·ˈschrän·ken¹ [bəˈʃrɛŋkn̩] VERB trans

beschränken

beperken

beschränken

beknotten

be·ˈschrän·ken² [bəˈʃrɛŋkn̩] VERB refl

beschränken

zich beperken

beschränken

zich bepalen

ich beschränkte mich auf das Notwendigste

ik beperkte me tot het noodzakelijkste

be·ˈschrankt [bəˈʃraŋkt] ADJ

beschrankt

bewaakt

beschrankt

met slagbomen

be·ˈschränkt [bəˈʃrɛŋkt] ADJ

beschränkt

beperkt

beschränkt

bekrompen

räumlich beschränkt sein

(slechts) een beperkte ruimte hebben

räumlich beschränkt sein

(slechts) een beperkt gebied beslaan [o. bestrijken]

räumlich beschränkt sein

klein behuisd zijn

zeitlich beschränkt sein

in (de) tijd beperkt zijn

zeitlich beschränkt sein

(maar) tijdelijk [o. van tijdelijke aard] zijn

Beispielsätze für beschränkter

Gesellschaft mit beschränkter Haftung

besloten (naamloze) vennootschap belg.