Übersetzungen für „eerst“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

eerst [erst] ADV

1. eerst (voor alle anderen):

eerst

zuerst

eerst

erst

eerst

als Erste(r) f(m)

eerst

als Erstes nt

hij zag de brand het eerst

er sah das Feuer zuerst [o. als Erster]

voor het eerst

zum ersten Mal

(het) eerst aan de beurt zijn

als Erste(r) an der Reihe sein

2. eerst (voorafgaand aan iets anders):

eerst

zuerst

eerst

erst

eerst werken, dan spelen

erst die Arbeit, dann das Vergnügen

3. eerst (in het begin):

eerst

erst

eerst

zuerst

eerst

zunächst

4. eerst (pas):

eerst

erst

weet u dat nu eerst?

wissen Sie das jetzt erst?

Beispielsätze für eerst

wie het eerst komt, het eerst maalt Sprichw

wer zuerst kommt, mahlt zuerst

eerst werken, dan spelen

erst die Arbeit, dann das Vergnügen

dát komt eerst

das kommt zuerst

voor het eerst

zum ersten Mal

zij was er het eerst (in de overtreffende trap)

sie war als Erste da

weet u dat nu eerst?

wissen Sie das jetzt erst?

hij wilde eerst de brief aflezen

er wollte erst den Brief zu Ende lesen

ik wil eerst die brief afschrijven

ich will erst den Brief zu Ende schreiben

(het) eerst aan de beurt zijn

als Erste(r) an der Reihe sein

daar moest ik eerst aan wennen

ich musste mich zuerst umstellen

hij zag de brand het eerst

er sah das Feuer zuerst [o. als Erster]

de spreker handelde eerst de bezwaren af

der Redner behandelte zuerst die Einwände

op dit probleem moet ik eerst nog eens studeren

in dieses Problem muss ich mich erst einmal vertiefen