Übersetzungen für „langzaam“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

lang·zaam¹ [lɑŋzam] ADJ

langzaam

langsam

langzaam aan!

immer schön langsam!

een langzame betaler

ein träger [o. säumiger] Zahler

langzamer gaan lopen

langsamer gehen

langzaam rijdend (en stilstaand) verkeer

zähflüssige(r) Verkehr m

langzaam van begrip zijn

langsam [o. schwer] von Begriff sein

langzaam van begrip zijn

begriffsstutzig sein

dat werk vordert maar langzaam

die Arbeit geht nur langsam [o. schleppend] voran

langzaam maar zeker

langsam, aber sicher

lang·zaam² [lɑŋzam] ADV

langzaam

langsam

langzaam

allmählich

Beispielsätze für langzaam

langzaam aan!

immer schön langsam!

ambtelijke molens malen langzaam übtr

die Mühlen der Verwaltung mahlen langsam

de motor loopt langzaam

der Motor läuft langsam

langzaam van begrip zijn

begriffsstutzig sein

langzaam maar zeker

langsam, aber sicher

haast u langzaam

eile mit Weile! Sprichw

de zieke sterft langzaam weg

der Kranke siecht dahin form

haar krachten begeven haar langzaam

ihre Kräfte versiegen

langzaam verwijderde de boot zich

langsam entfernte sich das Boot

langzaam rijdend en stilstaand verkeer

zähflüssige(r) Verkehr m

langzaam rijdend (en stilstaand) verkeer

zähflüssige(r) Verkehr m

langzaam aan een idee wennen

sich mit einem Gedanken vertraut machen

dat werk vordert maar langzaam

die Arbeit geht nur langsam [o. schleppend] voran

de dag gaat langzaam om

der Tag geht langsam vorbei [o. vorüber]

het schip voer langzaam de haven uit

das Schiff fuhr langsam aus dem Hafen