Übersetzungen für „opvoeren“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

op·voe·ren <voerde op, h. opgevoerd> [ɔpfurə(n)] VERB trans

1. opvoeren:

opvoeren (kracht, omvang doen toenemen)

erhöhen

opvoeren (kracht, omvang doen toenemen)

steigern

opvoeren (motor)

frisieren

de bewapening opvoeren

aufrüsten

de productie/de snelheid opvoeren

die Produktion steigern/die Geschwindigkeit erhöhen

2. opvoeren (prijs, belastingen):

opvoeren

erhöhen

opvoeren

hochschrauben

3. opvoeren (ten tonele brengen):

opvoeren

aufführen

opvoeren

spielen

opvoeren

geben

opvoeren form

darbieten

4. opvoeren (voedsel):

opvoeren

verfüttern

Beispielsätze für opvoeren

de bewapening verminderen/opvoeren

ab-/aufrüsten

een show opvoeren übtr

eine Schau [o. Show] abziehen

een drama opvoeren

ein Drama aufführen

de bewapening opvoeren

aufrüsten

het tempo verhogen [o. opvoeren ]

das Tempo steigern [o. beschleunigen]

de productie/de snelheid opvoeren

die Produktion steigern/die Geschwindigkeit erhöhen