Niederländisch » Deutsch

over·le·ven·de <overlevende|n> [ovərlevəndə] SUBST m en f

over·boe·ken <boekte over, h. overgeboekt> [ovərbukə(n)] VERB trans

2. overboeken (hotels, vluchten e.d.):

on·be·ken·de2 <onbekende|n> [ɔmbəkɛndə] SUBST m (persoon)

over·ˈte·ke·nen1 <overtekende, h. overtekend> [ovərtekənə(n)] VERB trans

over·we·gend2 [ovərweɣənt] ADV (hoofdzakelijk)


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski