Übersetzungen für „stromen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

stro·men¹ <stroomde, h./i. gestroomd> [stromə(n)] VERB intr (met kracht vloeien)

stromen ook übtr

strömen

stromen ook übtr

fließen

stromen ook übtr

fluten

de rivier stroomt in zee

der Fluss fließt ins Meer

het licht stroomt de kamer in

das Licht flutet ins Zimmer

de tranen stroomden haar over de wangen

die Tränen strömten [o. flossen] ihr über die Wangen

stromende regen

strömende(r) Regen m

stromend water (niet stilstaand)

fließende(s) Gewässer nt

stromend water (waterleiding)

fließende(s) Wasser nt

stro·men² <stroomde, h. gestroomd> [stromə(n)] VERB unpers ww (plenzen)

stromen

strömen

Beispielsätze für stromen

de opdrachten stromen hem toe

die Aufträge flogen ihm nur so zu

de regen viel in stromen neer

der Regen fiel in Strömen

de stromen en rivieren van Nederland

die Ströme und Flüsse der Niederlande

de rivier vertakt zich in vele stromen

der Fluss verzweigt sich in viele Wasserläufe

de regen viel in [o. bij ] stromen neer

es regnete in Strömen

er moet nog veel water door de Rijn stromen voor …

es fließt noch viel Wasser den Rhein hinunter, bis …