Übersetzungen für „top“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

top¹ <top|pen> [tɔp] SUBST m

1. top:

top (bovenste gedeelte)

Spitze f

top (berg)

Gipfel m

top (boom)

Wipfel m

top (mast)

Topp m

het topje van de ijsberg übtr

die Spitze des Eisbergs

van top tot teen

vom Scheitel bis zur Sohle

van top tot teen

von Kopf bis Fuß

2. top (hoogtepunt):

top

Spitze f

top

Höhepunkt m

top

Gipfel m

wielrenners aan de top übtr

Spitzenfahrer m

zijn weg naar de top

sein Weg zur Spitze

ten top stijgen übtr

den Gipfel/Höhepunkt erreichen

3. top (voorste uiteinde):

top

Spitze f

de toppen van de vingers

die Fingerspitzen Pl

4. top (hoogste groep):

top

Spitze f

de liberale top

die liberale Spitze

5. top (in sammenstelling):

top

Spitzen-

top

Gipfel-

top

Höchst-

6. top (conferentie):

top

Gipfel m

de brutaliteit ten top

der Gipfel der Frechheit

top² [tɔp] INTERJ

top

abgemacht

top se·cret [tɔpsikrət] ADJ präd

top secret

topsecret

op-en-top [ɔpɛntɔp] ADV

op-en-top

ganz und gar

op-en-top

durch und durch

hij is op-en-top een heer

er ist ein Gentleman vom Scheitel bis zur Sohle

Beispielsätze für top

van top tot teen

vom Scheitel bis zur Sohle

de brutaliteit ten top

der Gipfel der Frechheit

wielrenners aan de top übtr

Spitzenfahrer m

de liberale top

die liberale Spitze

ten top stijgen übtr

den Gipfel/Höhepunkt erreichen

de vlag in top voeren

die Flagge im Topp führen

zijn weg naar de top

sein Weg zur Spitze

een nieuwkomer in de top veertig

ein Newcomer unter den ersten vierzig

hij is op-en-top een heer

er ist ein Gentleman vom Scheitel bis zur Sohle

naar de top van een berg klimmen

zum Gipfel eines Berges emporsteigen [o. emporklettern]

zij nam hem op van top tot teen

sie musterte ihn von Kopf bis Fuß