Übersetzungen für „uur“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

uur <uren> [yr] SUBST nt

1. uur (tijdmaat):

uur

Stunde f

het duurde drie uur [o. uren]

es dauerte drei Stunden

een klein uur

eine knappe Stunde

uren maken

Stunden abarbeiten

uur na uur

Stunde um Stunde

na/over een uur

nach/in einer Stunde

€ 22,50 per uur verdienen

22,50 € pro Stunde [o. die Stunde] verdienen

met een snelheid van 100 kilometer per uur

mit einer Geschwindigkeit von 100 Stundenkilometern

met een snelheid van 100 kilometer per uur

mit 100 Kilometern in der Stunde

het is een uur rijden

die Fahrt dauert eine Stunde

ruim een uur

eine gute Stunde

een reis van twee uur

eine zweistündige Reise

2. uur (lesuur):

uur

Stunde f

3. uur:

uur (punt op een wijzerplaat)

Stunde f

uur (als tijdaanduiding)

Uhr f

het is drie uur

es ist drei Uhr

de klok sloeg drie uur

die Uhr schlug drei

elk (half) uur/om het (half) uur gaat er een trein

alle [o. jede] (halbe) Stunde/(halb)stündlich verkehrt ein Zug

op het hele/het halve uur

zur vollen/halben Stunde

van uur tot uur

von Stunde zu Stunde

om vijf uur precies

um Punkt fünf Uhr

4. uur (ogenblik, tijdstip):

uur

Stunde f

de trein van acht uur

der Achtuhrzug

de werkers van het eerste uur übtr

die Arbeiter der ersten Stunde

toen zijn uur gekomen was

als seine Zeit gekommen war

het uur van de waarheid is aangebroken

die Stunde der Wahrheit ist gekommen

het uur U

die Stunde X

te elfder ure

in letzter Minute

te elfder ure

auf den letzten Drücker ugs

een uur in de wind stinken

drei [o. sieben] Meilen gegen den Wind stinken

Beispielsätze für uur

van uur tot uur

von Stunde zu Stunde

uur na uur

Stunde um Stunde

anderhalf uur

anderthalb Stunden

€ 22,50 per uur verdienen

22,50 € pro Stunde [o. die Stunde] verdienen

het is drie uur

es ist drei Uhr

om vijf uur precies

um Punkt fünf Uhr

tien uur plaatselijke tijd

zehn Uhr Ortszeit

om de twee uur

alle zwei Stunden

open tot zes uur

geöffnet bis sechs Uhr

200 kilometer per uur

200 Stundenkilometer Pl

geen gerust uur hebben übtr

keine ruhige Stunde haben

zich drie uur verslapen

drei Stunden verschlafen

precies om twaalf uur

Punkt zwölf (Uhr)

een uur of drie

etwa drei Stunden

dag noch uur weten

weder Tag noch Stunde kennen

snelheid per uur

Stundengeschwindigkeit f

een klein uur

eine knappe Stunde

na/over een uur

nach/in einer Stunde

ruim een uur

eine gute Stunde

het uur U

die Stunde X