Übersetzungen für „waken“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

wa·ken <waakte, h. gewaakt> [wakə(n)] VERB intr

1. waken (opzettelijk wakker blijven):

waken

wachen

2. waken (het oog houden op):

waken

wachen

waken

Wache halten

ervoor waken dat iets gebeurt

aufpassen, dass etw nicht geschieht

waken tegen misbruik

Missbrauch verhüten

voor iems belangen waken

jds Interessen vertreten

3. waken (wakker zijn):

waken

wach sein

waken form

wachen

tussen waken en dromen

zwischen Wachen und Träumen

tussen waken en dromen

im Halbschlaf

Beispielsätze für waken

voor iems belangen waken

jds Interessen vertreten

tussen waken en dromen

zwischen Wachen und Träumen

waken tegen misbruik

Missbrauch verhüten

ervoor waken dat iets gebeurt

aufpassen, dass etw nicht geschieht