Übersetzungen für „zerstreutes“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

zer·ˈstreut [ ͜tsɛɐ̯ˈʃtr͜ait] ADJ

1. zerstreut (weit verteilt):

zerstreut

verstrooid

2. zerstreut (gedankenlos):

zerstreut

verward

zer·ˈstreu·en¹ VERB trans

1. zerstreuen:

zerstreuen (verteilen)

verstrooien

zerstreuen (verteilen)

verspreiden

zerstreuen (auseinandertreiben)

uit elkaar drijven

Demonstranten zerstreuen

demonstranten verspreiden [o. uiteendrijven]

zerstreutes Licht

diffuus licht

zerstreut liegende Dörfer

verspreid liggende dorpen

2. zerstreuen (für Ablenkung sorgen):

zerstreuen

afleiding verschaffen

3. zerstreuen (aufheben, verschwinden lassen):

zerstreuen

opheffen

zerstreuen

doen verdwijnen

Befürchtungen zerstreuen

vrees wegnemen

zer·ˈstreu·en² VERB refl

1. zerstreuen:

zerstreuen (sich auflösen)

zich verspreiden

zerstreuen (auseinandergehen)

uiteengaan

zerstreuen (auseinandergehen)

uit elkaar gaan

alle Bedenken haben sich zerstreut

alle bezwaren zijn uit de weg geruimd [o. verdwenen]

2. zerstreuen (sich amüsieren):

zerstreuen

zich amuseren

Beispielsätze für zerstreutes

zerstreutes Licht

diffuus licht

Einsprachige Beispiele (nicht von der PONS Redaktion geprüft)

Deutsch

Charakteristisch für ihn ist sein weißer Haarkranz, sein freundliches und manchmal wissenschaftlich zerstreutes Wesen und seine große Privatbibliothek.

de.wikipedia.org