Niederländisch » Deutsch

re·su·me·ren <resumeerde, h. geresumeerd> [rezymerə(n)] VERB trans form

stu·de·ren·de <studerende|n> [styderəndə] SUBST m en f

ge·du·ren·de [ɣədyrəndə] PRÄP

res·te·ren <resteerde, i. geresteerd> [rɛsterə(n)] VERB intr

re·so·ne·ren <resoneerde, h. geresoneerd> [rezonerə(n)] VERB intr

re·ser·ve·ren <reserveerde, h. gereserveerd> [rezɛrverə(n)] VERB trans

2. reserveren (voorbehouden):

3. reserveren (een bijzondere bestemming geven):

re·sig·ne·ren1 <resigneerde zich, h. zich geresigneerd> [reziɲerə(n)] VERB wk ww

resigneren zich resigneren (berusten):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski