Übersetzungen für „opknapbeurt“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

op·knap·pen¹ <knapte op, h. opgeknapt> [ɔpknɑpə(n)] VERB trans

1. opknappen:

opknappen (reinigen: persoon)

reinigen

opknappen (reinigen: persoon)

säubern

opknappen (van kleren)

ordnen

opknappen (ruimte)

herrichten

2. opknappen (ten uitvoer brengen):

opknappen

deichseln

opknappen

schmeißen sl

het vuile werk opknappen

den Karren aus dem Dreck ziehen

een zaakje opknappen

eine Sache deichseln

3. opknappen techn.:

opknappen (een opknapbeurt geven)

herrichten

opknappen (een opknapbeurt geven)

ausbessern

opknappen (een opknapbeurt geven)

überholen

opknappen (huis ook)

instand [o. in Stand] setzen

pijp·beurt <pijpbeurt|en> SUBST m

pijpbeurt

Blowjob m ugs

pijpbeurt

Fellatio f form

op·klap·bed <opklapbed|den> [ɔpklɑbɛt] SUBST nt

opklapbed

Klappbett nt

op·kno·pen <knoopte op, h. opgeknoopt> [ɔpknopə(n)] VERB trans (ophangen)

opknopen

aufknüpfen

opknopen

(auf)hängen

zich opknopen

sich aufknüpfen

spreek·beurt <spreekbeurt|en> [spreɡbørt] SUBST f

spreekbeurt

Vortrag m

spreekbeurt (op school)

Referat nt

een spreekbeurt houden [o. vervullen ]

einen Vortrag halten

op·ko·per <opkoper|s> [ɔpkopər] SUBST m

1. opkoper (koopman in oude spullen):

opkoper

Gebrauchtwarenhändler m

opkoper

Altwarenhändler m

opkoper

Trödler m ugs

2. opkoper (iem die opkoopt):

opkoper

Aufkäufer m

op·klap·pen <klapte op, h. opgeklapt> [ɔpklɑpə(n)] VERB trans

opklappen

hochklappen

opklappen

aufklappen