Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „bekleedster“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

be·klim·ster: Nomen
be·kle·den: Verb
leid·ster: Nomen
be·kle·ding: Nomen
be·klem·men: Verb
be·klem·to·nen: Verb
be·klad·den: Verb
be·klim·mer: Nomen
op·voed·ster: Nomen

Meintest du vielleicht: beklimster , leidster , bekleden , opvoedster , beklimmer , bekladden , beklemtonen , beklemmen und bekleding

be·klim·ster SUBST f

beklimster → bergbeklimmer

Siehe auch: bergbeklimmer

berg·be·klim·mer <bergbeklimmer|s> [bɛrɣbəklɪmər] SUBST m

bergbeklimmer

be·kle·den <bekleedde, h. bekleed> [bəkledə(n)] VERB trans

1. bekleden:

bekleden (bedekken)

bekleden (bedekken)

bekleden (bedekken)

bekleden (met stof)

stoelen bekleden

Stühle polstern

een wand bekleden met jute

eine Wand mit Jute bespannen

2. bekleden (uitoefenen, bezetten):

innehaben ausfüllen

een leerstoel bekleden

einen Lehrstuhl innehaben

leid·ster <leidster|s> [lɛitstər] SUBST f

leidster weibliche Form von leider

Siehe auch: leider

lei·der <leider|s> [lɛidər] SUBST m

1. leider (persoon die leidt):

Leiter m

Führer m

de leider van een cursus

der Leiter eines Kurses

de leiders van de opstand

die Führer des Aufstandes

2. leider SPORT:

Spitzenreiter m

leider (ploeg)

Tabellenführer m

be·kle·ding <bekleding|en> [bəkledɪŋ] SUBST f

1. bekleding (resultaat):

Bezug m

2. bekleding (handeling):

be·klem·men <beklemde, h. beklemd> [bəklɛmə(n)] VERB trans

1. beklemmen (vastklemmen):

2. beklemmen (benauwen):

beklommen machen

be·klem·to·nen <beklemtoonde, h. beklemtoond> [bəklɛmtonə(n)] VERB trans ook übtr

beklemtonen

beklemtonen

akzentuieren form

be·klad·den <bekladde, h. beklad> [bəklɑdə(n)] VERB trans

1. bekladden (bevlekken):

2. bekladden (belasteren):

be·klim·mer SUBST m

beklimmer → bergbeklimmer

Siehe auch: bergbeklimmer

berg·be·klim·mer <bergbeklimmer|s> [bɛrɣbəklɪmər] SUBST m

bergbeklimmer

op·voed·ster <opvoedster|s> [ɔpfutstər] SUBST f

opvoedster weibliche Form von opvoeder

Siehe auch: opvoeder

op·voe·der <opvoeder|s> [ɔpfudər] SUBST m

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski