Übersetzungen für „Absonderns“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈab·son·dern [ˈapzɔndɐn] VERB trans

1. absondern (isolieren):

absondern

afzonderen

absondern

(af)scheiden

absondern

isoleren

2. absondern (ausscheiden):

absondern BIO, MED

afscheiden

absondern BIO, MED

afzonderen

absondern BIO, MED

uitscheiden

ˈAb·son·de·rung <Absonderung, Absonderungen> [ˈapzɔndərʊŋ] SUBST f

1. Absonderung:

Absonderung (Vorgang des Absonderns)

afzondering

Absonderung (Isolierung)

(af)scheiding

2. Absonderung (abgeschiedener Stoff):

Absonderung BIO, MED

afscheiding

Absonderung BIO, MED

uitscheiding

ˈaus·son·dern VERB trans

aussondern

afzonderen

aussondern

(uit)sorteren

aussondern

selecteren

be·ˈson·ders [bəˈzɔndɐs] ADV

1. besonders (außergewöhnlich):

besonders

bijzonder

nicht besonders

niet zo bijzonder (goed)

2. besonders (vor allem):

besonders

vooral

besonders

in 't bijzonder

besonders

speciaal

3. besonders (speziell):

besonders

afzonderlijk

besonders

apart

besonders

speciaal

ab·ˈson·der·lich [apˈzɔndɐlɪç] ADJ

absonderlich

zonderling

absonderlich

eigenaardig