Übersetzungen für „ezels“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

Fels <Felsen, Felsen> [fɛls] SUBST m

1. Fels (Gestein) kein Pl:

Fels

rots(gesteente) nt

2. Fels geh übtr:

Fels

rots

Wels <Welses, Welse> [vɛls] SUBST m BIO

Wels

meerval

ˈehe·mals [ˈeːəmaːls] ADV geh

ehemals

eertijds

ehemals

vroeger

ˈje·weils [ˈjeːv͜ails] ADV

1. jeweils (jedes Mal):

jeweils

telkens

jeweils

op een gegeven [o. bepaald] ogenblik

jeweils zu 6 Personen

telkens voor 6 personen

jeweils zu 6 Personen

(telkens) met zijn zessen

Artikel jeweils zu einem Euro

artikelen, elk voor één euro

2. jeweils (zur entsprechenden Zeit):

jeweils

op een gegeven [o. bepaald] ogenblik

die jeweils herrschende Mode

de heersende mode

ˈBre·zel <Brezel, Brezeln[o. Brezels] > [ˈbreː͜tsl̩] SUBST f [o. nt]

Brezel

bepaald soort f of nt krakeling

ˈje·mals [ˈjeːmaːls] ADV

jemals

ooit

jemals

te eniger tijd

de·ˈzent [deˈ͜tsɛnt] ADJ

1. dezent:

dezent

decent

dezent

tactvol

dezent

passend

2. dezent:

dezent

decent

dezent

niet opvallend

dezent

beschaafd

ein dezentes Rot

een stemmig rood

Re·ˈzept <Rezept(e)s, Rezepte> [reˈ͜tsɛpt] SUBST nt

Rezept GASTRO, MED

recept nt

ein bewährtes Rezept

een probaat middel