Übersetzungen für „kredietbrief“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈFrei·brief SUBST m HIST

Freibrief

vrijbrief ook fig.

Freibrief

machtiging

das ist kein Freibrief für Faulheit

dat geeft niet het recht lui te zijn

einen Freibrief für etw haben

gemachtigd zijn iets te doen

kre·di·ˈtie·ren [krediˈtiːrən] VERB trans

kreditieren FIN (gutschreiben)

crediteren

kreditieren FIN (gutschreiben)

financieren

kreditieren (Kredit gewähren)

krediet verlenen

ˈWert·brief SUBST m

Wertbrief

brief met aangegeven waarde [o. met geldswaarde]

ˈFracht·brief SUBST m

Frachtbrief

vrachtbrief

ˈKre·di·tor <Kreditors, Kreditoren> [ˈkreːditɔr, ˈkreːditoːɐ̯, krediˈtoːrən] SUBST m

Kreditor

crediteur

Kreditor

schuldeiser

Kre·ˈdit·bank <Kreditbank, Kreditbanken> SUBST f

Kreditbank

kredietbank

kre·ˈdit·fä·hig ADJ

kreditfähig

kredietwaardig

kreditfähig

solide

Kre·ˈdit·ge·ber(in) SUBST m(f)

Kreditgeber(in)

kredietgever(kreditgeefster) m (f)

Kre·ˈdit·kar·te SUBST f

Kreditkarte

creditcard

kre·ˈdit·wür·dig ADJ

kreditwürdig

kredietwaardig

kreditwürdig

solide

ˈSee·fracht·brief SUBST m

Seefrachtbrief

cognossement

Seefrachtbrief

connossement

kre·ˈden·zen [kreˈdɛn͜tsn̩] VERB trans veraltet

kredenzen

aanbieden

kredenzen

offreren

kredenzen

serveren

ˈEil·brief SUBST m

Eilbrief

expresbrief

ˈDroh·brief [ˈdroːbriːf] SUBST m

Drohbrief

dreigbrief

Drohbrief

brandbrief

ˈRund·brief SUBST m

Rundbrief

rondschrijven nt

Rundbrief

circulaire