Niederländisch » Deutsch

vast·heid [vɑsthɛɪt] SUBST f geen Pl

es·the·tisch <esthetische, esthetischer, meest esthetisch> [ɛstetis] ADJ

le·gas·the·nie [leɣɑsteni] SUBST f geen Pl

bul·le·tin <bulletin|s> [bʏlətɛ̃, bylətɛ̃] SUBST nt

1. bulletin (bericht in de media):

2. bulletin (buitengewone bekendmaking):

pa·the·tisch <pathetische, pathetischer, meest pathetisch> [patetis] ADJ ook abw

gast·heer <gast|heren> [ɣɑsther] SUBST m

1. gastheer (heer des huizes):

2. gastheer SPORT:

3. gastheer biol.:

Wirt m

last·heb·ber <lasthebber|s> [lɑsthɛbər] SUBST m

as·ter <aster|s> [ɑstər] SUBST f

ast·ma·tisch [ɑsmatis] ADJ

ka·the·ter <katheter|s> [katetər] SUBST m

kat·tin <kattin|nen> [kɑtɪn] SUBST f belg

af·me·ting <afmeting|en> [ɑfmetɪŋ] SUBST f

2. afmeting wisk.:

vast·hou·den1 <hield vast, h. vastgehouden> [vɑsthɑudə(n)] VERB intr (volharden in)


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski