Übersetzungen für „Altersgenossen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

al·ter·na·tief² <alternatieve, alternatiever, alternatiefst> [ɑltɛrnatif] ADJ

alternatief

alternativ

alternatief

Alternativ-

de alternatieve cultuur

die Gegenkultur

de alternatieve cultuur

die Alternativkultur

de alternatieve energie

die Alternativenergie

alternatieve geneeswijze

alternative(s) Heilverfahren nt

de alternatieve straf jur.

die Ersatzstrafe

af·ros·sen <roste af, h. afgerost> [ɑfrɔsə(n)] VERB trans

1. afrossen (aframmelen):

afrossen

verprügeln

2. afrossen (afrijden):

afrossen

zuschanden reiten

3. afrossen (roskammen):

afrossen

striegeln

ver·los·sen <verloste, h. verlost> [vərlɔsə(n)] VERB trans

1. verlossen (bevrijden):

verlossen

erlösen

verlossen

befreien

een dier uit zijn lijden verlossen

ein Tier von seiner Qual erlösen

2. verlossen (bij een bevalling helpen):

verlossen

entbinden

vers·ge·bak·ken [vɛrsxəbɑkə(n)] ADJ

1. versgebakken (pas gebakken):

versgebakken

frisch gebacken

2. versgebakken (nieuw):

versgebakken

ganz frisch