Übersetzungen für „Flak“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

flik <flik|ken> [flɪk] SUBST m

1. flik (chocolaatje):

flik

Schokoladenplätzchen nt

2. flik (agent):

flik

Polyp m ugs

flik

Bulle m ugs

flap <flap|pen> [flɑp] SUBST m

1. flap (deel van een boekomslag):

flap

Klappe f

2. flap (geluid van een klap):

flap

Schlag m

hij sloeg het boek met een flap dicht

er klappte das Buch zu

3. flap (aan een bord bevestigd vel papier):

flap

≈ Bogen m

flat <flat|s> [flɛt, flɑt] SUBST m

1. flat:

flat (flatgebouw)

Apartmenthaus nt

flat (hoog)

Hochhaus nt

2. flat:

flat (appartement)

Appartement nt

flat (appartement)

Etagenwohnung f

flat (flatje)

Apartment nt

frak <frak|ken> [frɑk] SUBST m

frak

Frack m

lak <lak|ken> [lɑk] SUBST nt of m

lak

Lack m

lak ((laag) lakverf, ook)

Lackschicht f

lak ((laag) lakverf, ook)

Lackierung f

blanke lak

farblose(r) Lack m

daar heb ik lak aan

das ist mir einerlei

lak aan iem hebben ugs

auf jdn pfeifen

vlak¹ <vlak|ken> [vlɑk] SUBST nt

1. vlak (platte kant):

vlak

Fläche f

het vlak van de hand

die Handfläche

een schuin vlak

eine Schräge

2. vlak (niveau, gebied):

vlak

Ebene f

dat ligt op een ander vlak

das liegt auf einer anderen Ebene

in het culturele vlak

auf kultureller Ebene

3. vlak wisk.:

vlak

Ebene f

op een hellend vlak raken übtr

auf die schiefe Ebene geraten

plak <plak|ken> [plɑk] SUBST f

1. plak:

plak (schijf)

Scheibe f

plak (snee)

Schnitte f

een plakje cake

ein Stück Sandkuchen

plakje voor plakje

scheibenweise

plakje voor plakje

scheibchenweise a. übtr

een plakje worst

eine Scheibe Wurst

2. plak (medaille):

plak

Medaille f

de gouden plak

die Goldmedaille

3. plak (tandaanslag):

plak

Plaque f

plak

Zahnbelag m

onder de plak zitten

unter dem Pantoffel stehen

iem onder de plak houden

jdn unter seiner Fuchtel haben

slak <slak|ken> [slɑk] SUBST f

1. slak (weekdier):

slak

Schnecke f

als een slak vooruitkomen

im Schneckentempo vorankommen

2. slak (afval van metalen, steenkool):

slak

Schlacke f

3. slak (onverteerbare deeltjes) Pl:

slak

Schlacken Pl

slak

Ballaststoffe Pl

op alle slakken zout leggen

immer ein Haar in der Suppe finden