Übersetzungen für „Notwendigste“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

uit·wen·dig [œytwɛndəx] ADJ

uitwendig

äußerlich

uitwendig

äußere(r, s)

een geneesmiddel voor uitwendig gebruik

ein Medikament zur äußerlichen Anwendung

de uitwendige gehoorgang

der äußere Gehörgang

no·tu·lis·te <notuliste|s, notuliste|n> [notylɪstə] SUBST f

notuliste weibliche Form von notulist

Siehe auch: notulist

no·tu·list <notulist|en> [notylɪst] SUBST m

notulist

Protokollant m

ver·de·dig·ster SUBST f

verdedigster weibliche Form von verdediger

Siehe auch: verdediger

ver·de·di·ger <verdediger|s> [vərdedəɣər] SUBST m

1. verdediger:

verdediger (beschermer, voorstander)

Verteidiger m

verdediger (mening)

Vertreter m

2. verdediger:

verdediger (advocaat)

Verteidiger m

verdediger (in strafzaken)

Strafverteidiger m

3. verdediger (sport):

verdediger

Verteidiger m

verdediger

Abwehrspieler m

in·wen·dig [ɪnwɛndəx] ADJ

1. inwendig (van binnen zittend):

inwendig

innere(r, s)

inwendig

inwendig(r, s)

voor inwendig gebruik

zur innerlichen Anwendung

inwendige kneuzingen

innere Verletzungen Pl

de inwendige mens versterken scherzh

etw für die Seele tun

2. inwendig (niet naar buiten blijkend):

inwendig

innerliche(r, s)

inwendig

innere(r, s)

met inwendige voldoening

mit innerer Befriedigung

no·ten·dop <notendop|pen> [notə(n)dɔp] SUBST m

notendop

Nussschale f

in een notendop übtr

in Kurzfassung [o. Kürze]

in een notendop übtr

kurz gesagt