Übersetzungen für „Postierung“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

pos·te·ren <posteerde, h. geposteerd> [pɔsterə(n)] VERB trans

posteren

postieren

post·zen·ding <postzending|en> [pɔ(st)sɛndɪŋ] SUBST f

postzending

Postsendung f

post·re·ke·ning <postrekening|en> [pɔstrekənɪŋ] SUBST f

postrekening

Postgirokonto nt

een postrekening openen/opheffen

ein Postgirokonto eröffnen/auflösen

post·duif <post|duiven> [pɔzdœyf] SUBST f

postduif

Brieftaube f

pos·te·lein [pɔstəlɛin] SUBST m geen Pl

postelein

Portulak m

post·ze·gel <postzegel|s> [pɔstseɣəl] SUBST m

postzegel

Briefmarke f

postzegel

Freimarke f form

de serie postzegels

der Briefmarkensatz

een speciale postzegel

eine Sondermarke

een postzegel van zeventig (cent)

eine Briefmarke zu siebzig (Cent)

post·che·que <postcheque|s> [pɔ(st)ʃɛk] SUBST m

postcheque

Postscheck m

pos·te·rij·en [pɔstərɛiə(n)] SUBST

posterijen

Post f

posterijen (postwezen)

Postwesen nt

posterijen (gezamenlijke postdiensten)

Postdienste Pl

post·ta·rief <post|tarieven> [pɔstarif] SUBST nt

posttarief

Postgebühr f