Übersetzungen für „Rechtstitel“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

rechts·bui·ten <rechtsbuiten|s> [rɛxtsbœytə(n)] SUBST m SPORT

rechtsbuiten

Rechtsaußen m

rechts·mid·del <rechtsmiddel|en> [rɛxtsmɪdəl] SUBST nt

rechtsmiddel

Rechtsmittel nt

de gewone rechtsmiddelen

die üblichen Rechtsmittel Pl

rechts·win·kel <rechtswinkel|s> [rɛxtswɪŋkəl] SUBST m

rechtswinkel

Rechtsberatungsstelle f

recht·streeks¹ <rechtstreekse, rechtstreekser, meest rechtstreeks> [rɛxtstreks] ADJ

rechtstreeks

direkt

rechtstreeks

unmittelbar

een rechtstreekse aanval übtr

ein direkter Angriff

rechtstreekse afstammelingen

direkte Nachkommen Pl

een rechtstreekse uitzending

eine Direktübertragung

rechts·ach·ter <rechtsachter|s> [rɛxtsɑxtər] SUBST m SPORT

rechtsachter

rechte(r) Verteidiger m

rechts·kos·ten [rɛx(t)skɔstə(n)] SUBST Pl

rechtskosten

Gerichtskosten Pl

rechtskosten

Prozesskosten Pl

recht·staan <stond recht, i. rechtgestaan> [rɛxtstan] VERB intr belg

rechtstaan

stehen

rechts·or·de [rɛxtsɔrdə] SUBST f geen Pl

rechtsorde

Rechtsordnung f

rechts·zaal <rechts|zalen> [rɛxtsal] SUBST f

rechtszaal

Gerichtssaal m

rechts·we·ge [rɛxtsweɣə]

het kwam hem van rechtswege toe

er hatte von Rechts wegen Anspruch darauf