Übersetzungen für „Speziallexikon“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

spe·ci·a·lis·me [speʃalɪsmə]

specialisme

Spezialgebiet nt

specialisme

Spezialdisziplin f

specialisme (leervak)

Spezialfach nt

spe·ci·a·li·teit [speʃalitɛit]

specialiteit [[o. spesjɑlitɛit]] specialiteit|en SUBST f:

specialiteit

Spezialität f

een plaatselijke specialiteit

eine lokale Spezialität

spe·ci·a·list <specialist|en> [speʃalɪst, spesjɑlɪst] SUBST m

1. specialist (expert):

specialist

Spezialist m

2. specialist (arts):

specialist

Spezialist m

specialist

Spezialarzt m

specialist

Facharzt m

een specialist raadplegen

einen Facharzt zurate ziehen

3. specialist (winkelier):

specialist

Spezialist m

specialist

Fachhändler m

spel·len <spelde, h. gespeld> [spɛlə(n)] VERB trans

1. spellen:

spellen (letters in volgorde opnoemen)

buchstabieren

spellen (schrijven)

schreiben

hoe spelt hij zijn naam?

wie wird sein Name buchstabiert?

hoe spelt hij zijn naam?

wie schreibt er sich?

2. spellen (aandachtig lezen):

spellen

(akribisch) studieren

spellen

aufmerksam [o. akribisch] lesen

een brief spellen

einen Brief gründlich studieren

spe·ci·a·li·se·ren [speʃalizerə(n)]

specialiseren [[o. spesjɑlizerə(n)]] specialiseerde zich, h. zich gespecialiseerd VERB wk ww zich specialiseren:

specialiseren

sich spezialisieren

hij gaat zich specialiseren in de interne geneeskunde

er will sich auf innere Medizin spezialisieren

spe·ci·a·lis·tisch [speʃalɪstis]

specialistisch [[o. spesjɑlɪstis]] specialistische, specialistischer, meest specialistisch ADJ:

specialistisch

Spezialisten-

de specialistische kennis

das Spezialwissen