Niederländisch » Deutsch

troe·pen·macht <troepenmacht|en> [trupə(n)mɑxt] SUBST f

grap·pen·ma·ker <grappenmaker|s> [ɣrɑpə(n)makər] SUBST m

scha·pen·vacht <schapenvacht|en> [sxapə(n)vɑxt] SUBST f

1. schapenvacht (schapenvel):

2. schapenvacht (afgeschoren wol):

kern·macht <kernmacht|en> [kɛrmɑxt] SUBST f

zee·macht <zeemacht|en> [zemɑxt] SUBST f

over·macht [ovərmɑxt] SUBST f geen Pl

3. overmacht jur.:

weer·macht [wermɑxt] SUBST f geen Pl

lucht·macht <luchtmacht|en> [lʏxtmɑxt] SUBST f

le·ger·macht <legermacht|en> [leɣərmɑxt] SUBST f

der·de macht [dɛrdəmɑxt] SUBST f geen Pl

krijgs·macht <krijgsmacht|en> [krɛixsmɑxt] SUBST f

1. krijgsmacht gesch.:

Armee f
Heer nt

2. krijgsmacht (totale land-, zee- en luchtmacht):

lap·pen·mand [lɑpə(n)mɑnt] SUBST f geen Pl


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski