Niederländisch » Deutsch

ver·pra·ten2 <verpraatte zich, h. zich verpraat> [vərpratə(n)] VERB wk ww

verpraten zich verpraten (zijn mond voorbijpraten):

ver·ga·ten VERB

vergaten 3. Pers Pl Imperf van vergeten

Siehe auch: vergeten , vergeten , vergeten

ver·ge·ten3 VERB

vergeten volt. deelw. van vergeten

ver·ge·ten2 <vergat, h./i. vergeten> [vərɣetə(n)] VERB trans

2. vergeten (verzuimen te doen):

3. vergeten (van zich afzetten):

vergeet het maar! übtr

ver·ge·ten1 <vergat zich, h. zich vergeten> [vərɣetə(n)] VERB wk ww

vergeten zich vergeten (buiten zichzelf raken):

ver·la·ten1 [vərlatə(n)] ADJ

1. verlaten (waar niemand aanwezig is):

door·pra·ten1 <praatte door, h. doorgepraat> [dorpratə(n)] VERB intr (voortgaan met praten)

af·pra·ten <praatte af, h. afgepraat> [ɑfpratə(n)] VERB trans

be·pra·ten <bepraatte, h. bepraat> [bəpratə(n)] VERB trans

in·pra·ten <praatte in, h. ingepraat> [ɪmpratə(n)] VERB intr

na·pra·ten1 <praatte na, h. nagepraat> [napratə(n)] VERB trans

om·pra·ten <praatte om, h. omgepraat> [ɔmpratə(n)] VERB trans

los·la·ten1 <liet los, h. losgelaten> [lɔslatə(n)] VERB trans

3. loslaten (met rust laten):

toe·la·ten <liet toe, h. toegelaten> [tulatə(n)] VERB trans

2. toelaten (binnenlaten):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski