Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „aanbreken“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

aan·bre·ken1 <brak aan, h. aangebroken> [ambrekə(n)] VERB trans

aanbreken
kisten aanbreken

aan·bre·ken2 <brak aan, i. aangebroken> [ambrekə(n)] VERB intr

Beispielsätze für aanbreken

kisten aanbreken
het aanbreken van de winter
bij het aanbreken van de dag
bij het aanbreken van de nacht

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski