Übersetzungen für „aanslepen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

aan·sle·pen <sleepte aan, h. aangesleept> [anslepə(n)] VERB trans

1. aanslepen übtr (erbij halen):

aanslepen

heranziehen

gezegden aanslepen

Redensarten an den Haaren herbeiziehen

2. aanslepen (in grote hoeveelheden aandragen):

aanslepen

(her)anschleppen

aanslepen ugs

anschleifen

Beispielsätze für aanslepen

gezegden aanslepen

Redensarten an den Haaren herbeiziehen