Übersetzungen für „aanstellen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

aan·stel·len¹ <stelde aan, h. aangesteld> [anstɛlə(n)] VERB trans (in dienst stellen, nemen)

aanstellen

einstellen

aanstellen

anstellen

iem tot burgemeester aanstellen

jdn zum Bürgermeister einsetzen

aan·stel·len² <stelde zich aan, h. zich aangesteld> [anstɛlə(n)] VERB wk ww

aanstellen zich aanstellen (op overdreven wijze uiten):

aanstellen

sich anstellen

Beispielsätze für aanstellen

iem tot burgemeester aanstellen

jdn zum Bürgermeister einsetzen

op proef aanstellen

auf Probe einstellen

een voogd aanstellen

einen Vormund einsetzen