Übersetzungen für „afpersster“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

af·per·ser <afperser|s> [ɑfpɛrsər] SUBST m

afperser

Erpresser m

af·per·sen <perste af, h. afgeperst> [ɑfpɛrsə(n)] VERB trans

afpersen

erpressen

afpersen

abpressen

iem een bekentenis afpersen

von jdm ein Geständnis erpressen

fiets·ster SUBST f

fietsster → fietser

Siehe auch: fietser

fiet·ser <fietser|s> [fitsər] SUBST m

fietser

Radfahrer m

fietser

Radler m

fietsers oversteken!

≈ Achtung Fahrradfahrer!

kam·peer·ster <kampeerster|s> [kɑmperstər] SUBST f

kampeerster weibliche Form von kampeerder

Siehe auch: kampeerder

kam·peer·der <kampeerder|s> [kɑmperdər] SUBST m

kampeerder

Camper m

af·per·sing <afpersing|en> [ɑfpɛrsɪŋ] SUBST f

afpersing

Erpressung f

kerst·ster <kerstster|ren> [kɛrstɛr] SUBST f

1. kerstster (kerstversiering):

kerstster

Weihnachtsstern m

2. kerstster (sierplant):

kerstster

Weihnachtsstern m

kerstster

Poinsettie f form