Übersetzungen für „belastingbetaalster“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

be·las·ting·be·ta·ler <belastingbetaler|s> [bəlɑstɪŋbətalər] SUBST m

belastingbetaler

Steuerzahler m

be·las·ting·bil·jet <belastingbiljet|ten> [bəlɑstɪŋbɪljɛt] SUBST nt

belastingbiljet

Steuerbescheid m

be·las·ting·aan·slag <belastingaanslag|en> [bəlɑstɪŋanslɑx] SUBST m

1. belastingaanslag (vastgesteld bedrag):

belastingaanslag

Steuerveranlagung f

2. belastingaanslag (kennisgeving van dit bedrag):

belastingaanslag

Steuerbescheid m

be·las·ting·cen·ten [bəlɑstɪŋsɛntə(n)] SUBST Pl

belastingcenten

Steuercent m

van/met onze belastingcenten ugs

aus [o. mit] unseren Steuergeldern

be·las·ting·ta·rief <belastingta|rieven> [bəlɑstɪŋtarif] SUBST nt

belastingtarief

Steuertarif m

belastingtarief

Steuersatz m

be·las·ting·ver·la·ging <belastingverlaging|en> [bəlɑstɪŋvərlaɣɪŋ] SUBST f

belastingverlaging

Steuersenkung f

be·las·ting·af·trek [bəlɑstɪŋɑftrɛk] SUBST m geen Pl

belastingaftrek

Steuerabzug m

be·las·ting·aan·gif·te <belastingaangifte|n> [bəlɑstɪŋaŋɣɪftə] SUBST f

belastingaangifte

Steuererklärung f

be·las·ting·kan·toor <belastingkan|toren> [bəlɑstɪŋkɑntor] SUBST nt

belastingkantoor

Finanzamt nt

be·las·ting·hef·fing <belastingheffing|en> [bəlɑstɪŋhɛfɪŋ] SUBST f

belastingheffing

Steuererhebung f

be·las·ting·plich·ti·ge <belastingplichtige|n> [bəlɑstɪŋplɪxtəɣə] SUBST m en f

belastingplichtige

Steuerpflichtige(r) f(m)

be·las·ting·plich·tig [bəlɑstɪŋplɪxtəx] ADJ

belastingplichtig

steuerpflichtig

be·las·ting·vlucht <belastingvlucht|en> [bəlɑstɪŋvlʏxt] SUBST f

belastingvlucht

Steuerflucht f

be·las·ting·ont·dui·king <belastingontduiking|en> [bəlɑstɪŋɔndœykɪŋ] SUBST f

belastingontduiking

Steuerhinterziehung f

belastingontduiking

Steuerbetrug m