Übersetzungen für „bescheidenes“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

be·schei·den <bescheiden, bescheidener, bescheidenst> [bəsxɛidə(n)] ADJ

1. bescheiden (niet aanmatigend):

bescheiden

bescheiden

bescheiden

anspruchslos

2. bescheiden (niet groot):

bescheiden

bescheiden

bescheiden

einfach

bescheiden

schlicht

ge·schei·den [ɣəsxɛidə(n)] ADJ

1. gescheiden:

gescheiden (verwijderd van elkaar)

getrennt

gescheiden (apart)

separat

2. gescheiden (niet meer gehuwd):

gescheiden

geschieden

be·scheid [bəsxɛit] SUBST nt geen Pl

1. bescheid (geschreven stuk):

bescheid

Schriftstück nt

bescheid

Akte f

bescheid

Dokument nt

bescheid

Unterlagen Pl

2. bescheid (antwoord):

bescheid

Antwort f

bescheid

Bescheid m

be·scher·men <beschermde, h. beschermd> [bəsxɛrmə(n)] VERB trans

1. beschermen (behoeden):

beschermen

(be)schützen

beschermen

(be)schirmen form

de beschermende kleding

die Schutzkleidung

het beschermd natuurgebied

das Naturschutzgebiet

2. beschermen (bevorderen):

beschermen

fördern

de kunst beschermen

die Kunst fördern

on·be·schei·den [ɔmbəsxɛidə(n)] ADJ

onbescheiden

unbescheiden

een onbescheiden vraag

eine indiskrete Frage

be·schij·nen <bescheen, h. beschenen> [bəsxɛinə(n)] VERB trans

beschijnen

anstrahlen