Übersetzungen für „bevinden“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

be·vin·den¹ <bevond, h. bevonden> [bəvɪndə(n)] VERB trans (vaststellen, achten)

bevinden

befinden

iem schuldig bevinden

jdn (für) schuldig befinden

be·vin·den² <bevond zich, h. zich bevonden> [bəvɪndə(n)] VERB wk ww

bevinden zich bevinden (aanwezig zijn; in een toestand zijn):

bevinden

sich befinden

zich in de mogelijkheid [o. gelegenheid] bevinden

sich in der Lage befinden

Beispielsätze für bevinden

akkoord bevinden

einverstanden sein

iem schuldig bevinden

jdn (für) schuldig befinden

zich op glibberig terrein bevinden übtr

sich auf gefährlichem Terrain befinden

zich op vrije voet bevinden

auf freiem Fuß sein

zich op eenzame hoogte bevinden übtr

einsame Spitze sein

zich in de mogelijkheid [o. gelegenheid] bevinden

sich in der Lage befinden

zich in een gevaarlijke situatie bevinden

sich in einer gefährlichen Situation [o. Lage] befinden

zich in een ongemakkelijk parket bevinden

sich in einer unangenehmen Situation befinden

zich op een hellend vlak bevinden übtr

auf die schiefe Bahn geraten sein