Übersetzungen für „bezetting“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

be·zet·ting <bezetting|en> [bəzɛtɪŋ] SUBST f

1. bezetting (het bezetten, bezet zijn):

bezetting

Besetzung f

bezetting

Belegung f

bezetting

Besetztsein nt

bezetting

Belegtsein nt

2. bezetting (een gebied, troepen):

bezetting

Besatzung f

3. bezetting (manschappen):

bezetting

Besatzung f

4. bezetting muz. (toneel):

bezetting

Besetzung f

de personele bezetting

die personelle Besetzung

de personele bezetting

die Personalbesetzung

Beispielsätze für bezetting

een zwakke bezetting

eine schwache Besetzung

de personele bezetting

die personelle Besetzung