Niederländisch » Deutsch

dis·po·ne·ren1 <disponeerde, h. gedisponeerd> [dɪsponerə(n)] VERB trans

dis·ci·pli·ne·ren <disciplineerde, h. gedisciplineerd> [disiplinerə(n)] VERB trans

dis·cri·mi·ne·ren <discrimineerde, h. gediscrimineerd> [dɪskriminerə(n)] VERB trans

dis·kwa·li·fi·ce·ren <diskwalificeerde, h. gediskwalificeerd> [dɪskwalifiserə(n)] VERB trans

dis·cus·sië·ren <discussieerde, h. gediscussieerd> [dɪskʏʃerə(n)] VERB intr

dis·tan·tië·ren <distantieerde zich, h. zich gedistantieerd> [dɪstɑnʃerə(n)] VERB wk ww

dis·cu·te·ren <discuteerde, h. gediscuteerd> [dɪskyterə(n)] VERB intr

dis·til·le·ren <distilleerde, h. gedistilleerd> [dɪstilerə(n)] VERB trans

dis·tri·bu·e·ren <distribueerde, h. gedistribueerd> [dɪstribywerə(n)] VERB trans

as·so·cië·ren <associeerde, h. geassocieerd> [ɑsoʃerə(n)] VERB trans

dis·sen·ter SUBST m

dissenter → dissident

Siehe auch: dissident

dis·si·dent <dissident|en> [dɪsidɛnt] SUBST m

dis·si·dent <dissident|en> [dɪsidɛnt] SUBST m

op·sie·ren <sierde op, h. opgesierd> [ɔpsirə(n)] VERB trans

1. opsieren (verfraaien):

2. opsieren (te mooi voorstellen):

poei·e·ren VERB trans

poeieren → poederen

Siehe auch: poederen

poe·de·ren <poederde, h. gepoederd> [pudərə(n)] VERB trans

1. poederen (met poeder bestrooien):

2. poederen (met sneeuw inwrijven):

tie·re·lie·ren <tierelierde, h. getierelierd> [tirəlirə(n)] VERB intr

uit·gie·ren <gierde uit, h. uitgegierd> [œytxirə(n)] VERB trans (met ‘het’)

bot·vie·ren <vierde bot, h. botgevierd> [bɔtfirə(n)] VERB trans form


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski