Übersetzungen für „dubbeltje“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

dub·bel·tje <dubbeltje|s> [dʏbəlcə] SUBST nt

1. dubbeltje (muntstukje):

dubbeltje

Zehncentstück nt

zo plat als een dubbeltje

platt wie eine Flunder

elk dubbeltje omdraaien

jeden Groschen einzeln umdrehen

voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten

für einen Groschen in der ersten Reihe sitzen wollen

het is een dubbeltje op zijn kant übtr

es steht auf (des) Messers Schneide

een dubbeltje kan raar rollen Sprichw

man kann nicht wissen, wie der Hase läuft

wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje Sprichw

wer zum Pfennig geboren wurde, der kommt nicht zum Gulden [o. Taler]

2. dubbeltje ugs (geld) Pl:

dubbeltje

Groschen meist Pl

op de dubbeltjes passen übtr

seine Groschen zusammenhalten

Beispielsätze für dubbeltje

ieder dubbeltje moeten omdraaien übtr

jeden Cent [o. Pfennig] zweimal umdrehen müssen

het scheelt een dubbeltje

es macht einen Groschen aus

ieder dubbeltje moeten omkeren übtr

mit (je)dem Cent rechnen müssen

elk dubbeltje omdraaien

jeden Groschen einzeln umdrehen

zo plat als een dubbeltje

platt wie eine Flunder

een dubbeltje kan raar rollen Sprichw

man kann nicht wissen, wie der Hase läuft

het is een dubbeltje op zijn kant übtr

es steht auf (des) Messers Schneide

voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten

für einen Groschen in der ersten Reihe sitzen wollen

wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje Sprichw

wer zum Pfennig geboren wurde, der kommt nicht zum Gulden [o. Taler]