Übersetzungen für „fabrikfahrer“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

fa·bri·kan·te SUBST f

fabrikante weibliche Form von fabrikant

Siehe auch: fabrikant

fa·bri·kant <fabrikant|en> [fabrikɑnt] SUBST m

fabrikant

Fabrikant m

fa·bri·kant <fabrikant|en> [fabrikɑnt] SUBST m

fabrikant

Fabrikant m

fa·bri·ca·ge <fabricage|s> [fabrikaʒə] SUBST f

fabricage

Herstellung f

fabricage

Fertigung f

de fabricage aan de lopende band

die Fließbandfertigung

fa·bri·ce·ren <fabriceerde, h. gefabriceerd> [fabriserə(n)] VERB trans

1. fabriceren (vervaardigen):

fabriceren

herstellen

fabriceren

anfertigen

iets in serie fabriceren

etw in Serie herstellen

2. fabriceren (in elkaar zetten):

fabriceren

fabrizieren

fa·brieks·ar·bei·der <fabrieksarbeider|s> [fabriksɑrbɛidər] SUBST m

fabrieksarbeider

Fabrikarbeiter m

fa·bri·caat <fabri|caten> [fabrikat] SUBST nt

fabricaat

Fabrikat nt

fabricaat

Erzeugnis nt

een afgewerkt fabricaat

ein Fertigerzeugnis

deze wijn is van eigen fabricaat

das ist ein Wein aus eigener Herstellung

schoenen van slecht fabricaat

Schuhe von schlechter Qualität

fa·brie·ken <fabriekte, h. gefabriekt> [fabrikə(n)] VERB trans

fabrieken

fabrizieren

fabrieken

(zusammen)basteln

fa·brieks·merk <fabrieksmerk|en> [fabriksmɛrək] SUBST nt

fabrieksmerk

Fabrikmarke f

fabrieksmerk

Handelsmarke f

fa·brieks·ar·beid·ster SUBST f

fabrieksarbeidster weibliche Form von fabrieksarbeider

Siehe auch: fabrieksarbeider

fa·brieks·ar·bei·der <fabrieksarbeider|s> [fabriksɑrbɛidər] SUBST m

fabrieksarbeider

Fabrikarbeiter m

fa·briek <fabriek|en> [fabrik] SUBST f

fabriek

Fabrik f

fabriek (groot)

Werk nt

af fabriek

ab Werk

de directie van de fabriek

die Fabrikleitung

de directie van de fabriek

die Werksleitung

een auto direct van de fabriek

ein fabrikneuer Wagen