Niederländisch » Deutsch

her·in·ne·ren1 <herinnerde, h. herinnerd> [hɛrɪnərə(n)] VERB trans (doen terugdenken aan)

he·ren·boer <herenboer|en> [herə(n)bur] SUBST m

1. herenboer (boer uit liefhebberij):

her·eni·gen <herenigde, h. herenigd> [hɛrenəɣə(n)] VERB trans

1. herenigen (weer bijeenbrengen):

2. herenigen (verzoenen):

in·bur·ge·ren <burgerde in, i. ingeburgerd> [ɪmbʏrɣərə(n)] VERB intr

2. inburgeren (zaken):

ver·sie·ren <versierde, h. versierd> [vərsirə(n)] VERB trans

1. versieren (opschikken, verfraaien):

3. versieren (voor elkaar krijgen):

4. versieren ugs (verleiden):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski