Niederländisch » Deutsch

voor·schie·ten <schoot voor, h. voorgeschoten> [vorsxitə(n)] VERB trans

1. voorschieten (betalen voor een ander):

door·schie·ten1 <doorschoot, h. doorschoten> [dorsxitə(n)] VERB trans

her·vor·men <hervormde, h. hervormd> [hɛrvɔrmə(n)] VERB trans

2. hervormen (tot een betere staat brengen):

her·ver·ka·ve·len <herverkavelde, h. herverkaveld> [hɛrvərkavələ(n)] VERB trans


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski