Niederländisch » Deutsch

bij·een·be·ho·ren VERB intr

in·ge·bo·ren [ɪŋɣəborə(n)] ADJ

2. ingeboren (inheems):

rin·gel·oren <ringeloorde, h. geringeloord> [rɪŋəlorə(n)] VERB trans

toe·be·ho·ren1 [tubəhorə(n)] SUBST nt geen Pl

aan·ge·bo·ren [aŋɣəborə(n)] ADJ

1. aangeboren (ingeboren):

2. aangeboren (door, met de geboorte verkregen):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski