Niederländisch » Deutsch

op·win·dend [ɔpwɪndənt] ADJ

1. opwindend (spannend):

2. opwindend (prikkelend):

op·win·den1 <wond op, h. opgewonden> [ɔpwɪndə(n)] VERB trans

2. opwinden (tot een kluwen, rol maken):

3. opwinden (in een geestdriftige stemming brengen):

4. opwinden (omhoogbrengen):

5. opwinden (geil maken):

af·win·den <wond af, h. afgewonden> [ɑfwɪndə(n)] VERB trans

vol·har·dend [vɔlhɑrdənt] ADJ

oog·ver·blin·dend <oogverblindende, oogverblindender, oogverblindendst> [oxfərblɪndənt] ADJ

1. oogverblindend (de ogen verblindend):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski