Übersetzungen für „injectie“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

in·jec·tie <injectie|s> [ɪɲjɛksi] SUBST f

1. injectie (prik):

injectie

Injektion f

injectie

Spritze f ugs

iem een injectie in zijn arm geven

jdm eine Injektion in den Arm geben

2. injectie (materiële hulp, stimulering):

injectie

Spritze f

een financiële injectie

eine Finanzspritze

de economie een injectie geven

die Wirtschaft anstoßen

Beispielsätze für injectie

een financiële injectie

eine Finanzspritze

de economie een injectie geven

die Wirtschaft anstoßen

iem een injectie in zijn arm geven

jdm eine Injektion in den Arm geben