Übersetzungen für „münzgerechtigkeit“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

on·ge·rech·tig·heid <ongerechtig|heden> [ɔŋɣərɛxtəxhɛit] SUBST f

1. ongerechtigheid (onrechtvaardigheid):

ongerechtigheid

Ungerechtigkeit f

2. ongerechtigheid (onrechtvaardige daad):

ongerechtigheid

Ungerechtigkeit f

ongerechtigheden begaan

Unrecht tun

3. ongerechtigheid (onvolkomenheid, gebrek):

ongerechtigheid

Unvollkommenheit f

ongerechtigheid

Mangel m

ge·rech·tigd [ɣərɛxtəxt] ADJ

gerechtigd

berechtigt

gerechtigd

befugt

gerechtigd tot deelname

teilnahmeberechtigt

kies·ge·rech·tigd [kisxərɛxtəxt] ADJ

kiesgerechtigd

stimmberechtigt

kiesgerechtigd

wahlberechtigt

stem·ge·rech·tigd [stɛmɣərɛxtəxt] ADJ

stemgerechtigd

stimmberechtigt

stemgerechtigd (verkiezingen vooral)

wahlberechtigt

de stemgerechtigde leeftijd (bereikt) hebben

wahlberechtigt sein

de stemgerechtigde leeftijd (bereikt) hebben

das Wahlalter erreicht haben